Onderwerp: Twee typen van denken: Produktief VS Reproduktief
Voorbeeld van reproduktief denken is het Coin probleem: - We hebben acht munten en een balans - Een van de munten is vals en lichter dan de andere - Hoe kun je de valse munt vinden door slechts twee keer de balans te gebruiken?
Een Australische onderzoeker David J. Oates, heeft een nieuwe vorm ontdekt dat omgekeerd spreken genoemd wordt. Dit omgekeerd spreken gebeurt tijdens een normaal gesprek. Als we het gesprek opnemen en terugdraaien (in tegenovergestelde richting) dan kan je om de 10-15 seconden, duidelijk de boodschappen horen die eigenlijk precies vertellen wat de spreker juist niet bewust vertelde. Met zijn techniek beweert Oates dat een leugen uitgesproken kan worden in een gesprek, maar bij het omgekeerd spreken de waarheid onthuld wordt. Oates gebruikt zijn techniek zelfs als er extra feiten nodig zijn bij een samenzwering. Hij beweert dat met zijn techniek goed gebruikt kan worden door managers bij sollicitaties, advocaten bij het verhoor van cliënten, verslaggevers bij interviews met politici. In combinatie met hypnose is deze techniek een krachtig wapen bij gedragsstoornissen en veranderingen. Oates heeft o.a. passages uit speeches van Clinton, het verhoor van O.J. Simpson geanalyseerd en kwam tot merkwaardige en schrikbarende ontdekkingen.
Hmmmm... kan me nog wel zoiets in Zoolander herinneren
In ons dagelijks leven komen we veel concrete dingen tegen: de krant van vandaag, mijn eigen computer, de deur naar de huiskamer, etc. etc. Als we in onze conversatie alleen deze specifieke dingen konden gebruiken en ons geheugen alleen deze specifieke dingen kon bevatten dan zou onze conversatie en ons denken nogal omslachtig en inefficiënt worden. Gelukkig kunnen we gebruik maken van 'abstracties' of 'concepten'. We weten dan dat de 'krant van vandaag' een instantie (dwz. een concreet voorbeeld) van het concept 'krant' is en dat de krant van vandaag veel eigenschappen deelt met die van gisteren en die van morgen. Het gebruik van concepten zorgt er voor dat we ons geheugen vrij efficiënt kunnen inrichten.
Hoe vormen mensen nu concepten? Dat doen ze door uit de vele instanties die ze tegen komen algemene kenmerken af te leiden. Je ziet bijvoorbeeld veel verschillende tafels en leert langzamerhand wat de voor een tafel kenmerkende algemene eigenschappen zijn.
In deze ZAP ga je proberen een concept te vormen door te kiezen uit een hele serie kaartjes met figuren. Je wordt telkens geïnformeerd of het door jou gekozen kaartje (de "instantie") een voorbeeld is van het te vinden concept. Deze taak is als eerste beschreven door Bruner, Goodnow, en Austin in 1956 in hun boek "A study of Thinking".
Om het bedoelde concept te achterhalen heb je waarschijnlijk geprobeerd te vinden welke kenmerken 'kritisch' zijn en welke kenmerken er niet toe doen. Zo probeer je te abstraheren van de kaartjes zelf. Hierbij kun je vier verschillende strategieën volgen.
Bruner en zijn collega's noemden deze strategieën: "conservative-focusing", "focus gambling", "simultaneous scanning", en "successive scanning".
Conservative focussing is de strategie waarbij je telkens maar één kenmerk verandert. Dus, als je als positieve instantie één groene cirkel met één omranding hebt gehad, dan kies je bijvoorbeeld als nieuwe kaart twee groene cirkels met één omranding, je varieert dan het kenmerk 'aantal figuren'. Als die kaart weer positief is, dan is het aantal figuren dus klaarblijkelijk niet belangrijk. Wordt aangegeven dat de nieuwe kaart een negatieve instantie is, dan weet je dat het aantal figuren dus van belang is, en 'twee figuren' onderdeel van het concept is.
Focus gambling betekent dat je meer dan één kenmerk tegelijk varieert. Dus, als je als positieve instantie één groene cirkel met één omranding hebt gehad, dan kies je vervolgens het kaartje met twee groene cirkels en twee omrandingen. Je kunt geluk hebben. Is dat namelijk ook een positieve instantie dan weet je dat het aantal cirkels en het aantal omrandingen irrelevant voor het concept is.
Twee andere strategieën zijn simultaneous en successive scanning. Bij simultaneous scanning hou je op elk moment alle concepten die nog mogelijk zijn in gedachten en probeer je de kaart te kiezen die het meest informatief is. Deze strategie doet een zwaar beroep op je geheugen, je moet veel concepten in gedachten blijven houden. Bij successive scannen, kies je één concept, bijvoorbeeld "zwarte cirkels" en je kiest kaarten uit die passen bij dit concept tot je een negatieve instantie tegenkomt. Dan kies je weer een nieuw concept en herhaalt het proces.